In mijn eerste weken bij Windunie is het mij opgevallen dat initiatieven voor duurzame energieprojecten veel vragen oproepen, met name bij direct-omwonenden. Bijvoorbeeld over de gekozen plaats, de omvang van het wind- of zonnepark en de eventuele hinder die de parken kunnen veroorzaken. Of die vragen terecht zijn, wordt beantwoord tijdens het proces rond de omgevingsvergunning (bezwaar/beroep).
Wat ik mis bij die vragen en de lokale weerstand tegen duurzame energieprojecten is enig verband met wat we in Nederland onze gezamenlijke ‘energiegeschiedenis’ zouden kunnen noemen. Deze energiegeschiedenis is deels een persoonlijke ervaring, waarbij ik niet volledig wil zijn. Er moet per slot van rekening nog iets blijven om over te discussiëren.
In mijn vroegste herinnering hadden we thuis een kolenkachel. De kolenstof en ‘gedoe’ zorgden voor irritatie bij mijn ouders. Een tussenoplossing, een ‘petroleumkachel’, werd geplaatst. Maar gedoe, viezigheid en geur bleef. De vondst van aardgas bij Slochteren zorgde ervoor dat mijn familie in de moderne wereld stapte. Behaaglijk, eenvoudig, schoon, altijd ter beschikking en ga zo maar door.
Gas, elektriciteit, water (en riolering), zorgden voor een welvarend Nederland. Als hiermee het sprookje zou eindigen, dan zouden we nog lang en gelukkig leven.
‘Earthrise’, een beeld vanuit Apollo 8 op kerstavond 1968, liet de hele wereld zien dat we op een kwetsbare blauwe knikker in het heelal leefden. Eind jaren ’80 kwamen de eerste signalen over aardbevingen als gevolg van bodemdaling door gaswinning. De opmerkingen over ‘peak-oil’ lieten ons realiseren dat de beschikbaarheid van fossiele brandstoffen vroeger of later eindig was. Net zoals de informatie dat kernenergie ons ongeveer 100 jaar zou kunnen helpen met de energievoorziening, en de techniek voor de toekomst (kernfusie) kwam maar niet op gang.
Tegen deze energiegeschiedenis is het goed om te weten dat energie en nutsvoorzieningen in alle gevallen ondergronds aan huishoudens werd aangeboden. De energieopwekking werd centraal, ergens ver weg, geregeld.
En dan wordt er heden ten dage een aanvraag ingediend voor een duurzaam energieproject, in de directe omgeving! De wens om te weten wat daarvoor nut en noodzaak is, is goed te begrijpen. In het kort komt het erop neer, dat door klimaatverandering en omdat de fossiele energiebronnen eindig zijn, we iets anders zullen moeten. Reden daarvoor? Omdat we gewoon een hoop energie nodig hebben voor onze samenleving. Bij de transitie kunnen duurzame energieprojecten ons eigenlijk heel goed helpen.
Technisch feit is dat we meer oppervlakte nodig hebben om energie uit duurzame bronnen te halen. Welbeschouwd maakt de geconcentreerde centrale opwekking van energie van weleer, nu plaats voor de bovengrondse variant en in de (woon)omgeving. De verschijningsvorm van de duurzame energieprojecten wijst ons daarmee indirect op een consequentie van ons eigen energieverbruik.
Maar hoe we ooit dachten over energie en energieopwekking kan veranderen. Bij toepassing van duurzame energie is het goed om ons te beseffen dat we daarvoor ruimte nodig hebben, en dat we die ruimte moeten delen. Niet door elkaar dwars te zitten, maar om economische activiteiten mogelijk te maken en om er warmpjes bij te zitten in de winter.
Marcel Geerse, adviseur Ruimtelijke Ordening en Omgevingswet