Peter Bleeker en Kim van der Hulst: ‘Sommige stappen kun je vandaag al zetten’.
De energietransitie brengt veel uitdagingen met zich mee. In de voedingsindustrie is dat niet anders. Gelukkig zijn er verschillende pragmatische stappen voor een duurzamere omgang met energie, zo menen Peter Bleeker van Groenbalans en Kim van der Hulst van Windunie.
“Voedselproducenten krijgen van grote klanten zoals supermarkten steeds vaker de vraag wat hun CO2-footprint is, vanwege hun rapportageverplichting. Het is niet zo dat je er meteen uit ligt als je die nu nog niet in kaart hebt. Maar het is wel een signaal dat ook kleinere spelers in food die zelf niet direct met bepaalde EU-regelgeving te maken hebben vroeg of laat moeten weten wat hun voetafdruk is.”
Aan het woord is Peter Bleeker, directeur van Groenbalans. Hij is met Kim van der Hulst, projectleider nieuwe energiesystemen bij Windunie, aangeschoven voor dit interview. Samen hebben ze onlangs een webinar verzorgd waarin ze verschillende routes schetsten die bedrijven kunnen volgen voor een duurzamere omgang met energie.
Windunie is een energiecoöperatie die duurzame energie levert. De coöperatie stoelt op een samenwerkingsverband van windturbine-eigenaren die collectief stroom leveren, maar ontwikkelt zelf ook wind- en zonneparken en streeft daarbij naar 90 procent lokaal eigendom. Ook probeert Windunie de opwek en afname in een zo vroeg mogelijk stadium bij elkaar bij te brengen. Groenbalans is een dochteronderneming van Windunie Groep die zich richt op de zakelijke markt en bedrijven adviseert over CO2-footprinting, emissiereductie met science-based targets, duurzame energie en CO2-compensatie met als uitkomst een heldere klimaatstrategie. Peter vervolgt: “Elk bedrijf dat zijn CO2-footprint vaststelt, krijgt te maken met Scope 2-emissies. Dat is de uitstoot die gepaard is gegaan bij de elektriciteit die het inkoopt. In ons webinar deelden we manieren waarop bedrijven kunnen zorgen voor reductie, en hoe zij energie kunnen verduurzamen.”
Wat is volgens jullie route 1 in een duurzamere omgang met energie?
Peter: “Een van de meest logische en eenvoudige stappen in verduurzaming van energie is kiezen voor groene stroom. In tegenstelling tot grijze stroom, heeft groene stroom een CO2-emissie van nul. Daarmee wordt dus automatisch de voetafdruk verkleind. Het mooie is: het is een stap die je vandaag al kunt zetten. Te weten: met de aanschaf van Garanties van Oorsprong. Het idee is dat je met deze certificaten tegenover elke 1.000 kWh grijze stroom die je verbruikt, een GvO zet die duurzaam is verkregen uit wind, water of zon. Een fabriek die zijn verbruik van één miljoen kWh wil vergroenen, heeft dus 1.000 GvO’s nodig. Met een dergelijke werkwijze mag een onderneming de claim maken dat deze groene stroom gebruikt.”
Is dit ook haalbaar voor kleinere bedrijven?
Peter: “Zeker. Er wordt weleens beweerd dat groene stroom veel duurder is dan grijze, maar bezien in het totale kostenplaatje van elektriciteit op de bedrijfsvloer vallen die kosten echt wel mee. Natuurlijk, GvO’s kosten geld. Maar het is wel een vorm van verduurzaming die je kunt meenemen in het duurzaamheidsrapport en vrij eenvoudig is, zonder dat er een switch van energieleverancier is vereist.”
Als route 2 noemen jullie de regionale verbinding van vraag en aanbod van energie. Hoe ziet dat er in de praktijk uit?
Peter: “Bij route 2 is er sprake van een volwaardige energiepropositie waarbij het bedrijf wel contractvrij moet zijn. Het gaat hierin om het vinden van een match tussen de afnemer – het bedrijf dus – en een lokale energieproducent.”
Kim vult hem aan: “Wij koppelen vraag en aanbod via het Zeker Windunie platform, we doen dit het liefst zo lokaal mogelijk. De afname- en productieprofielen van respectievelijk afnemer en energieproducent worden met elkaar vergeleken om de gelijktijdigheid van afname en productie te bepalen. Zo weet je dat de stroom die je afneemt ook zoveel mogelijk op die momenten en lokaal wordt opgewekt. Voor de momenten waarop die gelijktijdigheid er niet is, wordt de stroom aangevuld met duurzame energie van elders. Met het afstemmen van vraag en aanbod gaan gebruikers een directe en persoonlijke relatie aan met de producenten. Zij weten dus ook precies waar hun stroom vandaan komt en kunnen voor het gelijktijdige deel een vaste – en vaak lagere – prijs afspreken.”
Kun je een voorbeeld geven van zo’n match?
Kim: “Een concreet voorbeeld is de koppeling die er is gemaakt tussen de Windunie Pool en een coöperatie die veevoer produceert, AgruniekRijnvallei. Voor een van haar biologische productielocaties werd voor lokale duurzame stroom van Zeker Windunie gekozen. Van een windmolen in Zeewolde, om precies te zijn.”
Peter: “We zijn ook in gesprek met een grote aardappelverwerker die frites maakt voor de consument. Daar willen we een lokale koppeling gaan maken en, als het kan, zelfs een kabel gaan trekken van de windturbine naar het bedrijf zelf. De afstand ertussen is te overzien.”
Als route 3 wordt de ontwikkeling van, of het aansluiten bij, een energiehub genoemd. Hoe vlieg je dat aan als bedrijf?
Kim: “Ondernemers voor wie de netaansluiting tot nu toe toereikend was, hebben vaak nog niet echt buiten de deur gekeken. Op het moment dat er geen zwaardere netaansluiting mogelijk is, is er wél een directe aanleiding om te kijken naar energie-initiatieven in de nabije omgeving. Wat je dan morgen al kunt doen, is contact zoeken met mede-ondernemers die hier ook tegenaan lopen. Onderzoek of er al initiatieven zijn vanuit het parkmanagement of bedrijventerrein. Op steeds meer plekken ontstaan bedrijfsenergiecoöperaties waarin bedrijven gezamenlijk optrekken om hun energiezaken te regelen. Samen kun je kijken of je slimmer met energie kunt omgaan en ruimte kunt creëren. Kun je iets met opslag? Of met conversie, zoals het omzetten van een overschot aan elektriciteit in warmte via een e-boiler?”
Peter vervolgt: “Langzaamaan zie je dat bedrijven vanwege de netcongestieproblematiek meer bij elkaar komen om aan de knoppen te draaien. Ze geven elkaar de ruimte door het energieverbruik op piekmomenten bij te stellen. Door bijvoorbeeld de productieprocessen te verleggen en in te plannen op een ander tijdstip. De realiteit is nu eenmaal dat een fabriek die gaat elektrificeren en een twee keer zwaardere netaansluiting nodig heeft, pas over vijf jaar aan de beurt kan zijn. Voor die problemen kunnen dit soort initiatieven een oplossing zijn.”
Last but not least spreken jullie in route 4 over de mogelijkheden van duurzame, eigen opwek met een wind- of zonnepark.
Kim: “Het advies is altijd: doe lokaal wat lokaal kan. Eigen opwek in de vorm van wind- of zonne-energie kan hierin ook een optie zijn. Op dit moment analyseren we voor verschillende bedrijven wat er op hun terrein mogelijk is. Sommige willen zich puur richten op hun corebusiness en louter stroom afnemen, andere willen het meer in eigen hand hebben. Het voordeel van (mede)-eigenaarschap is natuurlijk dat je bespaart op bepaalde energiekosten, en in bredere zin; dat met eigen energie-opwek uitbreiding van het bedrijf ineens wél mogelijk is. We zien ook dat bedrijven daarnaast zelf de mogelijkheden van opslag of het realiseren van een laadplein verkennen en zo de diensten uitbreiden naar de omgeving. Een voorbeeld uit de praktijk is het windpark dat is ontwikkeld bij Greenport Venlo.”
Niet elke route past bij elk bedrijf. Hoe weet je wat haalbaar is?
Peter: “De routes lopen op in complexiteit, met het vergroenen van grijze stroom als de meest eenvoudige. Ben je over een half jaar contractvrij, dan kun je meteen instappen op route 2 en de match zoeken met een lokale energieproducent. Al kan meteen starten met route 4 en eigen opwek natuurlijk ook.”
“Vanzelfsprekend is eigen opwek een veel langer traject”, zegt Kim. “Maar het is zeker een optie voor bedrijven die daar de middelen voor hebben. Het is voor elk bedrijf verschillend. Het meest raadzaam is om na te gaan waar je tegenaan loopt, wat de wensen zijn en hoe je daar het best op aansluit.”
Jullie raden bedrijven aan om snel aan de slag te gaan met hun CO2-footprint.
Peter: “Ja. En uiteindelijk blijft het natuurlijk niet bij de Scope 2-emissies, maar moet je ook aan de slag met Scope 1 en 3 en alles wat zich verder afspeelt in de keten. Heb je nu nog geen vragen gekregen over je footprint, dan komen ze nog wel. Elk bedrijf moet vroeg of later goed en gestructureerd nadenken over hoe het van fossiel afkomt. En het liefst elk jaar de CO2-footprint vaststellen. Zeker kleinere bedrijven staan daar niet genoeg bij stil, is mijn ervaring. Je kunt niet pas in 2035 beginnen, al zijn veel bedrijven echt al heel goed bezig. De zuivelindustrie bijvoorbeeld, heeft al volop initiatieven genomen om van het gas af te gaan en te elektrificeren. Gelukkig zijn veel bedrijven uitermate innovatief en ondernemend.”
Bron: door Marjolein Straatman | Vakblad Voedselindustrie